dinsdag 8 februari 2011

De TAAL der GESTORVENEN

Ik zal me concentreren op de vraag hoe je contact met de gestorvenen kunt krijgen. Steiner wees erop dat de gestorvenen slechts WERKWOORDEN verstaan. Zelfstandige of bijvoeglijke naamwoorden zeggen hen niets, ook voorzetsels en lidwoorden kan je beter weglaten. Je moet zeg maar een heel kernachtig taaltje met ze spreken. Zitten, lopen, werken, tillen, bidden, fietsen. Niet te abstract beginnen, 'bidden' is al moeilijk voor ze.

Hoe DEED hij of zij dingen, hoe was 'de manier van doen' (dit in contrast tot de mentale wereld). Ik heb, bijvoorbeeld, sterke beelden van mijn vader aan 'hoe hij 'zat'. Hij kon erg goed zitten. Vooral na het werk. (En helemaal na de pensionering, in de leuning van zijn stoel zag je waar zijn elleboog een kuiltje had laten ontstaan.) Ik zie hem duidelijk zitten nadat hij het brood uit de oven had getild, met die broodspaan. Die zie ik helemaal voor me, die broodspaan. Dat fascineerde me als kind, dat moment van het uit de oven halen, mijn zintuigen geur en smaak kwamen aan hun trekken! Ik heb alles bij elkaar uren naar hem zitten kijken, naar (de houding van) zijn mooie handen, zijn hoofd. Ook de groene keukenstoel(flink afbladderend vanwege langdurig intensief gebruik, zodat de houtnerf er weer doorheenkwam) waar hij op zat is een belangrijk element om de sfeer erbij terug te roepen.
  
Volgende 'stap':  je kan die woorden ook innerlijk uitspreken. Daar ontstaat gevoel bij, je laat het beeld van het gaan zitten wat bewegen. Je koppelt het aan andere (werk)woorden. Je praat dan al met de gestorvene, je vertelt over hoe zijn leven eruit zag, je geeft feedback met enkel werkwoorden. Heel kernachtig, gericht.

Er is nóg iets hierbij van groot belang: het gaat om de steun die jíj wil geven aan de gestorvenen, niet andersom. Je moet zelf initiatief nemen, de leiding nemen; de gestorvenen kunnen niet zoveel als een levend mens, ze zijn lijdende onderwerpen; -))! 
Ze zijn niet zelfstandig, ze hebben geen vrijheid in het eerste deel van het bestaan na de dood, die eendérde van hun aardse tijd van leven bestrijkt (zo leert ons althans de esoterie).
Desalniettemin heb ik ervaren dat via mijn vader beslíssende steun is geleverd bij beslíssende stappen in mijn leven, bij hobbels op mijn ontwikkelingsweg. Die steun had hij niet bij leven kunnen geven. Mijn vader was intelligent en moreel hoogbegaafd, maar las geen boeken. Was niet bekend met geometrie of schilderkunst, noch antroposofie. Toch zijn mijn vorderingen op die terreinen via hém gegaan, voor een deel althans.

Ik beleefde enorme dankbaarheid voor die steun, veel intenser dan tijdens zijn leven. (Ik heb daar wat over op papier gezet destijds, als ik het kan terugvinden zal ik het hier later invoegen.)
Pa bemiddelt, daar komt het op neer. (Mijn vader stierf in 1991. Ik ging dit ontdekken na de dood van mijn moeder in 1997. Nu ben ik daar niet meer zo mee bezig, dit speelt wat jaartjes terug.)

Het wijst erop dat de gestorvenen contact kunnen hebben met zaken als de kosmische intelligentie, met het rijk van de oerbeelden, met het wezen van de schilderkunst, en dat van de antroposofie. Je hoort het ook wel van dichters, het gedicht schreef zichzelf, het bestond al voordat ze het schreven.... (Als schilder heb ik eveneens de ervaring, dat oplossingen worden aangereikt. Tijdens het verblijf gedurende je slaap in de geestelijke wereld kan je je laten voorschilderen)

Laatste punt: of bij dit alles het een voorwaarde is dat je van de gestorvene moet houden, of dat je het niveau van sympathie en antipathie moet achter laten, weet ik niet. Ik weet dat ik vrij onproblematisch van mijn ouders hield en houd.
Ik denk dat het helemaal niet zo moeilijk is om aan de gestorvenen, die je niet persoonlijk hebt gekend, steun te geven. Ik heb daar een positieve ervaring mee toen ik onvoorbereid belandde op een Belgisch 1e W.O.- 'dodenveld', waar zich gruwelijkheden hadden voorgedaan.
   


  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten